shun
US /ʃʌn/
UK /ʃʌn/

1.
mijden, vermijden, ontwijken
persistently avoid, ignore, or reject (someone or something) through antipathy or caution.
:
•
He was shunned by his colleagues after the scandal.
Hij werd gemeden door zijn collega's na het schandaal.
•
She shuns publicity and prefers a quiet life.
Ze mijdt publiciteit en geeft de voorkeur aan een rustig leven.