freezing

US /ˈfriː.zɪŋ/
UK /ˈfriː.zɪŋ/
"freezing" picture
1.

vrieskoud, ijskoud

at or below the freezing point of water

:
It's freezing outside, so wear a warm coat.
Het is vrieskoud buiten, dus trek een warme jas aan.
The pipes burst because the water was freezing.
De leidingen barstten omdat het water bevroor.
1.

bevriezing, vriezen

the process of becoming frozen or turning into ice

:
The freezing of the lake created a perfect ice-skating rink.
Het bevriezen van het meer creëerde een perfecte schaatsbaan.
The sudden freezing of the pipes caused a lot of damage.
Het plotselinge bevriezen van de leidingen veroorzaakte veel schade.