focus

US /ˈfoʊ.kəs/
UK /ˈfoʊ.kəs/
"focus" picture
1.

focus, aandachtspunt

the center of interest or activity

:
•
The focus of the meeting was on budget cuts.
De focus van de vergadering lag op bezuinigingen.
•
Her main focus is her career.
Haar belangrijkste focus is haar carrière.
:
centercorehearthubnucleus
2.

scherpte, focus

the state or quality of having or producing clear visual definition

:
•
Adjust the lens to bring the image into focus.
Stel de lens af om het beeld scherp te stellen.
•
The photograph was slightly out of focus.
De foto was enigszins onscherp.
:
sharpnessclaritydefinitionresolution
1.

focussen, concentreren

to direct one's attention or efforts toward a particular object or activity

:
•
You need to focus on your studies.
Je moet je concentreren op je studie.
•
Let's focus on finding a solution.
Laten we ons richten op het vinden van een oplossing.
:
concentratecenterdirecthone inzero in
2.

scherpstellen, focussen

to adjust the focus of a camera, microscope, or other optical instrument

:
•
He carefully focused the microscope.
Hij stelde de microscoop zorgvuldig scherp.
•
Can you focus the camera on the subject?
Kun je de camera scherpstellen op het onderwerp?
:
adjustaligncalibratefine-tune
:
focus onfocus pullersoft focus