resolution
US /ˌrez.əˈluː.ʃən/
UK /ˌrez.əˈluː.ʃən/
1.
resolutie, voornemen
a firm decision to do or not to do something
:
•
He made a New Year's resolution to exercise more.
Hij nam een nieuwjaarsvoornemen om meer te sporten.
•
The committee passed a resolution to ban smoking in public places.
De commissie nam een resolutie aan om roken in openbare plaatsen te verbieden.
2.
oplossing, beslechting
the action of solving a problem, dispute, or contentious matter
:
•
The quick resolution of the conflict prevented further escalation.
De snelle oplossing van het conflict voorkwam verdere escalatie.
•
They are working towards a peaceful resolution to the crisis.
Ze werken aan een vreedzame oplossing voor de crisis.
3.
vastberadenheid, resoluutheid
the quality of being determined or resolute
:
•
Her unwavering resolution helped her overcome many obstacles.
Haar onwankelbare vastberadenheid hielp haar vele obstakels te overwinnen.
•
He spoke with great resolution, leaving no doubt about his intentions.
Hij sprak met grote vastberadenheid, waardoor er geen twijfel bestond over zijn intenties.
4.
resolutie, beeldkwaliteit
the degree of detail visible in a photographic or television image
:
•
The new monitor has a very high resolution.
De nieuwe monitor heeft een zeer hoge resolutie.
•
For better image quality, choose a higher resolution setting.
Voor een betere beeldkwaliteit, kies een hogere resolutie-instelling.