find

US /faɪnd/
UK /faɪnd/
"find" picture
1.

vinden, ontdekken

discover or perceive after searching or exploration

:
I need to find my keys.
Ik moet mijn sleutels vinden.
Did you find what you were looking for?
Heb je gevonden wat je zocht?
2.

vinden, ervaren

become aware of (something) through experience or study

:
I find it difficult to concentrate with all this noise.
Ik vind het moeilijk om me te concentreren met al dit lawaai.
He didn't find the movie very entertaining.
Hij vond de film niet erg vermakelijk.
3.

vinden, verkrijgen

succeed in obtaining (something)

:
She managed to find a new job quickly.
Ze slaagde erin snel een nieuwe baan te vinden.
Where can I find good quality fresh produce?
Waar kan ik goede kwaliteit verse producten vinden?
1.

vondst, ontdekking

a discovery of something valuable, typically treasure or a natural resource

:
The archaeological find included ancient pottery.
De archeologische vondst omvatte oud aardewerk.
The gold nugget was a significant find for the prospector.
De goudklomp was een belangrijke vondst voor de goudzoeker.