drive away

US /draɪv əˈweɪ/
UK /draɪv əˈweɪ/
"drive away" picture
1.

wegjagen, verdrijven

to force someone or something to leave

:
The loud music drove away all the customers.
De luide muziek joeg alle klanten weg.
His rude behavior drove away his friends.
Zijn onbeleefde gedrag joeg zijn vrienden weg.
2.

wegrijden, vertrekken met de auto

to leave in a vehicle

:
He got into his car and drove away.
Hij stapte in zijn auto en reed weg.
We watched them drive away until they were out of sight.
We keken hoe ze wegreden totdat ze uit het zicht waren.