depend

US /dɪˈpend/
UK /dɪˈpend/
"depend" picture
1.

afhangen van, afhankelijk zijn van

be controlled or determined by or subject to

:
The success of the project will depend on everyone's cooperation.
Het succes van het project zal afhangen van ieders medewerking.
Whether we go to the park or not will depend on the weather.
Of we naar het park gaan of niet zal afhangen van het weer.
2.

rekenen op, vertrouwen op

rely on someone or something for support

:
You can always depend on me for help.
Je kunt altijd op mij rekenen voor hulp.
Many elderly people depend on their children for financial support.
Veel ouderen vertrouwen op hun kinderen voor financiële steun.