Betekenis van het woord bank in het Nederlands
Wat betekent bank in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland
bank
US /bæŋk/
UK /bæŋk/

Zelfstandig Naamwoord
1.
bank
a financial establishment that uses money deposited by customers for investment, pays it out when required, makes loans at interest, and exchanges currency
Voorbeeld:
•
I need to go to the bank to deposit a check.
Ik moet naar de bank om een cheque te storten.
•
The bank offers various types of loans.
De bank biedt verschillende soorten leningen aan.
2.
oever, wal, bank
a long, raised mound or ridge
Voorbeeld:
•
The car swerved and hit the snow bank.
De auto zwenkte en raakte de sneeuwbank.
•
They sat on a grassy bank overlooking the river.
Ze zaten op een grasbank met uitzicht op de rivier.
Synoniem:
Werkwoord
1.
2.
ophopen, een oever vormen
to build up or form a bank or mound
Voorbeeld:
•
The snow banked up against the fence.
De sneeuw hoopte zich op tegen het hek.
•
The river had banked up with silt over the years.
De rivier was in de loop der jaren opgevuld met slib.
Synoniem:
Leer dit woord op Lingoland