crank

US /kræŋk/
UK /kræŋk/
"crank" picture
1.

zwengel, kruk

a device for transmitting rotary motion, consisting of a part, typically a handle, joined perpendicularly to a rotating shaft by a bend in the shaft or a disc fixed to it

:
He turned the crank to raise the window.
Hij draaide aan de zwengel om het raam omhoog te doen.
The old car had a hand crank for starting.
De oude auto had een handzwengel om te starten.
2.

brombeer, gek, eccentricus

an eccentric or ill-tempered person

:
My neighbor is a bit of a crank, always complaining about something.
Mijn buurman is een beetje een brombeer, altijd ergens over klagen.
He's a conspiracy theory crank.
Hij is een complottheorie-gek.
1.

aanzwengelen, opstarten, opschroeven

start (an engine) by turning a handle

:
He had to crank the old engine to get it running.
Hij moest de oude motor aanzwengelen om hem aan de praat te krijgen.
Can you crank up the volume a bit?
Kun je het volume een beetje opschroeven?
1.

chagrijnig, geïrriteerd

easily annoyed or irritable

:
He gets a bit crank when he hasn't had his coffee.
Hij wordt een beetje chagrijnig als hij zijn koffie niet heeft gehad.