Betekenis van het woord cross in het Nederlands

Wat betekent cross in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

cross

US /krɑːs/
UK /krɑːs/
"cross" picture

Zelfstandig Naamwoord

1.

kruis

a mark, object, or figure formed by two intersecting lines or pieces, especially a plus sign or a mark resembling this used as a signature or to indicate a choice

Voorbeeld:
Draw a cross on the map to mark the spot.
Teken een kruis op de kaart om de plek te markeren.
Put a cross next to the correct answer.
Zet een kruisje naast het juiste antwoord.
2.

kruis

a structure consisting of an upright with a transverse beam, used in ancient times for crucifixion

Voorbeeld:
The ancient Romans used the cross for executions.
De oude Romeinen gebruikten het kruis voor executies.
Many churches have a large cross on their altar.
Veel kerken hebben een groot kruis op hun altaar.
3.

kruising, hybride

a hybrid animal or plant

Voorbeeld:
The new rose variety is a cross between two different species.
De nieuwe rozensoort is een kruising tussen twee verschillende soorten.
This dog is a cross between a poodle and a labrador.
Deze hond is een kruising tussen een poedel en een labrador.

Werkwoord

1.

oversteken, doorkruisen

go across or to the other side of (an area, road, etc.)

Voorbeeld:
We need to cross the street carefully.
We moeten voorzichtig de straat oversteken.
The bridge allows people to cross the river.
De brug stelt mensen in staat de rivier over te steken.
2.

kruisen

place (two things) across each other

Voorbeeld:
She decided to cross her arms over her chest.
Ze besloot haar armen over haar borst te kruisen.
Cross your legs if you want to sit comfortably.
Kruis je benen als je comfortabel wilt zitten.
3.

kruisen

cause (a plant or animal) to interbreed with another of a different breed or variety

Voorbeeld:
Farmers often cross different breeds of cattle to improve their traits.
Boeren kruisen vaak verschillende rassen vee om hun eigenschappen te verbeteren.
They are trying to cross a rose with a daisy.
Ze proberen een roos met een madeliefje te kruisen.

Bijvoeglijk Naamwoord

1.

boos, geïrriteerd

annoyed or in a bad mood

Voorbeeld:
Don't be cross with me, I didn't mean to upset you.
Wees niet boos op me, ik wilde je niet van streek maken.
She was very cross about the delay.
Ze was erg geïrriteerd over de vertraging.
Leer dit woord op Lingoland