wind up
US /waɪnd ʌp/
UK /waɪnd ʌp/

1.
afsluiten, beëindigen, opheffen
to bring or come to a conclusion or end
:
•
Let's wind up the meeting now.
Laten we de vergadering nu afsluiten.
•
The company decided to wind up its operations in the country.
Het bedrijf besloot zijn activiteiten in het land stop te zetten.
2.
opwinden, irriteren, plagen
to excite or annoy someone, often intentionally
:
•
He likes to wind up his younger brother by hiding his toys.
Hij vindt het leuk om zijn jongere broer op te winden door zijn speelgoed te verstoppen.
•
Are you trying to wind me up?
Probeer je me op te winden?