coordinates
US /koʊˈɔːrdɪnəts/
UK /koʊˈɔːrdɪnəts/
1.
coördinaten
each of a set of numbers used to locate a point on a map or graph
:
•
The GPS device showed our exact coordinates.
Het GPS-apparaat toonde onze exacte coördinaten.
•
Please provide the latitude and longitude coordinates for the location.
Gelieve de breedte- en lengtegraad coördinaten voor de locatie op te geven.
1.
coördineren, afstemmen
to work together efficiently
:
•
The team needs to coordinate their efforts to finish the project on time.
Het team moet hun inspanningen coördineren om het project op tijd af te krijgen.
•
We need to coordinate our schedules for the meeting.
We moeten onze schema's coördineren voor de vergadering.
2.
coördineren, matchen
to match or cause to be in harmony
:
•
Her shoes don't coordinate with her dress.
Haar schoenen coördineren niet met haar jurk.
•
The colors in the painting coordinate beautifully.
De kleuren in het schilderij coördineren prachtig.
1.
gecoördineerd, passend
matching or harmonizing in color, style, or design
:
•
She wore a perfectly coordinate outfit.
Ze droeg een perfect gecoördineerde outfit.
•
The interior design used coordinate colors to create a cohesive look.
Het interieurontwerp gebruikte coördinerende kleuren om een samenhangende look te creëren.