cock
US /kɑːk/
UK /kɑːk/

1.
haan
a male chicken
:
•
The cock crowed loudly at dawn.
De haan kraaide luid bij zonsopgang.
•
We have a hen and a cock on our farm.
We hebben een kip en een haan op onze boerderij.
2.
3.
lul, piemel
(vulgar slang) a penis
:
•
He used a vulgar term for a penis, calling it a cock.
Hij gebruikte een vulgaire term voor een penis en noemde het een lul.
•
The rude man shouted a vulgar insult, including the word 'cock'.
De onbeschofte man schreeuwde een vulgaire belediging, inclusief het woord 'lul'.
1.