cock

US /kɑːk/
UK /kɑːk/
"cock" picture
1.

haan

a male chicken

:
The cock crowed loudly at dawn.
De haan kraaide luid bij zonsopgang.
We have a hen and a cock on our farm.
We hebben een kip en een haan op onze boerderij.
2.

kraan

a tap or valve for controlling the flow of a liquid or gas

:
Turn the cock to stop the water flow.
Draai de kraan om de waterstroom te stoppen.
The gas cock was leaking, causing a strong smell.
De gaskraan lekte, wat een sterke geur veroorzaakte.
3.

lul, piemel

(vulgar slang) a penis

:
He used a vulgar term for a penis, calling it a cock.
Hij gebruikte een vulgaire term voor een penis en noemde het een lul.
The rude man shouted a vulgar insult, including the word 'cock'.
De onbeschofte man schreeuwde een vulgaire belediging, inclusief het woord 'lul'.
1.

kantelen, optrekken

to raise (the head or an arm) in a quick, alert way

:
The dog cocked its head, listening intently.
De hond kantelde zijn kop, aandachtig luisterend.
He cocked his arm back, ready to throw the ball.
Hij trok zijn arm terug, klaar om de bal te gooien.
2.

spannen

to set the hammer of (a firearm) ready for firing

:
He carefully cocked the rifle before aiming.
Hij spande voorzichtig het geweer voordat hij mikte.
Make sure to cock the pistol before you shoot.
Zorg ervoor dat je het pistool spant voordat je schiet.