clear up
US /klɪr ˈʌp/
UK /klɪr ˈʌp/

1.
2.
ophelderen, verklaren
to solve or explain something
:
•
We need to clear up this misunderstanding immediately.
We moeten dit misverstand onmiddellijk ophelderen.
•
Can you clear up the confusion about the meeting time?
Kun je de verwarring over de vergadertijd ophelderen?
3.
opruimen, schoonmaken
to make a place tidy by removing unwanted items
:
•
Please clear up your room before you go out.
Wil je je kamer opruimen voordat je weggaat?
•
It's time to clear up the mess in the kitchen.
Het is tijd om de rommel in de keuken op te ruimen.