explain
US /ɪkˈspleɪn/
UK /ɪkˈspleɪn/

1.
uitleggen, verklaren
make (an idea or situation) clear to someone by describing it in more detail or revealing relevant facts or ideas.
:
•
Can you explain this concept to me?
Kun je dit concept aan mij uitleggen?
•
She tried to explain her decision to her parents.
Ze probeerde haar beslissing aan haar ouders uit te leggen.
2.
verklaren, rechtvaardigen
give a reason or justification for (an action or belief).
:
•
How do you explain your absence yesterday?
Hoe verklaar je je afwezigheid gisteren?
•
There's no easy way to explain his strange behavior.
Er is geen gemakkelijke manier om zijn vreemde gedrag te verklaren.