chuck
US /tʃʌk/
UK /tʃʌk/

1.
2.
opgeven, stoppen met
give up or stop (something)
:
•
I decided to chuck my old job and travel the world.
Ik besloot mijn oude baan te opgeven en de wereld rond te reizen.
•
It's time to chuck those old habits.
Het is tijd om die oude gewoontes te laten vallen.