captain
US /ˈkæp.tən/
UK /ˈkæp.tən/

1.
2.
aanvoerder, captain
the leader of a team in sports
:
•
She was chosen as the team captain for the upcoming season.
Ze werd gekozen als teamcaptain voor het komende seizoen.
•
The coach consulted with the captain before making a substitution.
De coach overlegde met de aanvoerder voordat hij een wissel deed.
3.
kapitein
a rank in the army, air force, or marine corps, above lieutenant and below major
:
•
He was promoted to captain after serving bravely for five years.
Hij werd bevorderd tot kapitein na vijf jaar moedig gediend te hebben.
•
Captain Miller led his platoon through enemy territory.
Kapitein Miller leidde zijn peloton door vijandelijk gebied.