bristle
US /ˈbrɪs.əl/
UK /ˈbrɪs.əl/
1.
borstelhaar, stekel
a short, stiff hair or filament, typically one of those on an animal's skin or a plant's stem, or a synthetic one used in a brush
:
•
The boar's back was covered with coarse bristles.
De rug van het zwijn was bedekt met grove borstelharen.
•
The brush had soft, natural bristles.
De borstel had zachte, natuurlijke haren.
1.
borstelen, overeind staan
(of hair or fur) stand upright
:
•
The dog's fur began to bristle when it sensed danger.
De vacht van de hond begon te borstelen toen hij gevaar voelde.
•
His hair bristled with anger.
Zijn haar borstelde van woede.
2.
borstelen, geïrriteerd reageren
react angrily or defensively
:
•
She bristled at the suggestion that she was incompetent.
Ze borstelde bij de suggestie dat ze incompetent was.
•
He tends to bristle when criticized.
Hij heeft de neiging om te borstelen als hij bekritiseerd wordt.