fiber
US /ˈfaɪ.bɚ/
UK /ˈfaɪ.bɚ/
1.
vezel
a thread or filament from which a vegetable tissue, mineral substance, or textile is formed
:
•
Cotton fibers are used to make fabric.
Katoenvezels worden gebruikt om stof te maken.
•
The rope was made of strong synthetic fibers.
Het touw was gemaakt van sterke synthetische vezels.
2.
voedingsvezel, vezel
dietary material containing substances such as cellulose, lignin, and pectin, which are resistant to the action of digestive enzymes
:
•
Eating enough fiber is important for digestive health.
Voldoende vezels eten is belangrijk voor de spijsvertering.
•
Whole grains are a good source of dietary fiber.
Volkoren granen zijn een goede bron van voedingsvezels.