briefs
US /brifs/
UK /brifs/
1.
onderbroek, slip
short, close-fitting underpants
:
•
He prefers to wear briefs instead of boxers.
Hij draagt liever onderbroeken dan boxershorts.
•
She bought a new pack of cotton briefs.
Ze kocht een nieuw pak katoenen onderbroeken.
2.
pleitnota, samenvatting, briefing
a concise summary of a case, especially for a lawyer
:
•
The lawyer prepared a detailed brief for the judge.
De advocaat stelde een gedetailleerde pleitnota op voor de rechter.
•
She was asked to write a brief on the new policy.
Haar werd gevraagd een samenvatting te schrijven over het nieuwe beleid.
1.
briefen, informeren
give (someone) a concise summary of a situation
:
•
The manager will brief the team on the new project.
De manager zal het team briefen over het nieuwe project.
•
I need to brief you on the latest developments.
Ik moet je briefen over de laatste ontwikkelingen.