update
US /ʌpˈdeɪt/
UK /ʌpˈdeɪt/

1.
updaten, bijwerken
to make something more modern or current
:
•
We need to update our software to the latest version.
We moeten onze software updaten naar de nieuwste versie.
•
The company decided to update its logo to reflect a fresh image.
Het bedrijf besloot zijn logo te updaten om een frisse uitstraling te weerspiegelen.
2.
op de hoogte brengen, informeren
to give someone the latest information about something
:
•
Can you update me on the progress of the project?
Kun je me op de hoogte brengen van de voortgang van het project?
•
The news channel will update viewers every hour.
Het nieuwskanaal zal kijkers elk uur op de hoogte houden.
1.
update, bijwerking
the act of making something more modern or current
:
•
The software received a major update last night.
De software heeft gisteravond een grote update ontvangen.
•
The museum underwent a complete update of its exhibits.
Het museum onderging een complete update van zijn tentoonstellingen.