breed

US /briːd/
UK /briːd/
"breed" picture
1.

fokken, voortplanten

to keep animals for the purpose of producing young animals

:
•
They breed horses for racing.
Ze fokken paarden voor de racesport.
•
Many animals breed in the spring.
Veel dieren planten zich voort in de lente.
:
reproduceraiserearprocreatemultiply
2.

veroorzaken, creëren

to cause something to happen or develop

:
•
Poverty often breeds crime.
Armoede veroorzaakt vaak criminaliteit.
•
Such conditions breed discontent.
Dergelijke omstandigheden creëren ontevredenheid.
:
causeproducegeneratecreatefoster
1.

ras

a group of animals, especially domestic animals, having a distinctive appearance and typically developed by deliberate selection

:
•
What breed of dog is that?
Welk ras hond is dat?
•
This is a rare breed of cat.
Dit is een zeldzaam kattenras.
:
straintypekindvariety
2.

soort, type

a type of person or group of people with shared characteristics

:
•
He's a new breed of politician.
Hij is een nieuw soort politicus.
•
They represent a dying breed.
Ze vertegenwoordigen een uitstervend soort.
:
typekindsortclasscategory
:
breeding