blaze

US /bleɪz/
UK /bleɪz/
"blaze" picture
1.

brand, vlammenzee

a very large or fiercely burning fire

:
The forest was engulfed in a massive blaze.
Het bos werd opgeslokt door een enorme brand.
Firefighters quickly responded to the building blaze.
Brandweerlieden reageerden snel op de brand in het gebouw.
2.

gloed, schijnsel

a very bright or fierce light or glow

:
The sunset created a magnificent blaze of colors.
De zonsondergang creëerde een prachtige gloed van kleuren.
The car's headlights shone with a blinding blaze.
De koplampen van de auto straalden met een verblindende gloed.
3.

bles

a white mark on the face of a horse or other animal

:
The horse had a distinctive white blaze on its forehead.
Het paard had een opvallende witte bles op zijn voorhoofd.
1.

branden, vlammen

burn fiercely or brightly

:
The fire continued to blaze for hours.
Het vuur bleef urenlang branden.
His eyes blazed with anger.
Zijn ogen vlamden van woede.
2.

markeren, bles aanbrengen

mark (a tree or path) with a blaze

:
They blazed a trail through the dense forest.
Ze markeerden een pad door het dichte bos.
The hikers followed the blazed trees to stay on course.
De wandelaars volgden de gemarkeerde bomen om op koers te blijven.