cut

US /kʌt/
UK /kʌt/
"cut" picture
1.

snijden, knippen, hakken

make an opening, incision, or wound in (something) with a sharp-edged tool or object

:
She accidentally cut her finger while chopping vegetables.
Ze sneed per ongeluk haar vinger tijdens het snijden van groenten.
The surgeon will cut into the tissue to remove the tumor.
De chirurg zal snijden in het weefsel om de tumor te verwijderen.
2.

verminderen, beperken, inkorten

reduce the amount or extent of

:
The company decided to cut production due to low demand.
Het bedrijf besloot de productie te verlagen vanwege de lage vraag.
We need to cut down on our expenses.
We moeten onze uitgaven verminderen.
1.

snede, knippen, coupe

an act of cutting something

:
He made a deep cut on his arm.
Hij maakte een diepe snede in zijn arm.
The barber gave him a fresh cut.
De kapper gaf hem een frisse snit.
1.

gesneden, geknipt

having been cut

:
The fabric was already cut into squares.
De stof was al gesneden in vierkanten.
Be careful, the edges are very sharp and can easily cut you.
Wees voorzichtig, de randen zijn erg scherp en kunnen je gemakkelijk snijden.