benefit

US /ˈben.ə.fɪt/
UK /ˈben.ə.fɪt/
"benefit" picture
1.

voordeel, nut, profijt

an advantage or profit gained from something

:
The new policy will bring many benefits to the community.
Het nieuwe beleid zal veel voordelen voor de gemeenschap opleveren.
One of the main benefits of exercise is improved health.
Een van de belangrijkste voordelen van lichaamsbeweging is een verbeterde gezondheid.
2.

uitkering, voordeel, toelage

a payment or gift made by an employer, an insurance company, or a public agency

:
She receives unemployment benefits.
Zij ontvangt werkloosheidsuitkeringen.
The company offers excellent health benefits to its employees.
Het bedrijf biedt uitstekende gezondheidsvoordelen aan zijn werknemers.
1.

profiteren, voordeel trekken uit, ten goede komen

receive an advantage or profit

:
He will benefit greatly from this experience.
Hij zal enorm profiteren van deze ervaring.
The new system will benefit all users.
Het nieuwe systeem zal alle gebruikers ten goede komen.