aid
US /eɪd/
UK /eɪd/
1.
hulp, steun, bijstand
help, typically of a practical nature
:
•
The organization provides humanitarian aid to disaster victims.
De organisatie biedt humanitaire hulp aan rampenslachtoffers.
•
He came to my aid when I needed it most.
Hij kwam me te hulp toen ik het het meest nodig had.
1.
helpen, ondersteunen, bijstaan
help or support (someone or something) in the achievement of something
:
•
The new software will aid in data analysis.
De nieuwe software zal helpen bij data-analyse.
•
He was asked to aid the police in their investigation.
Hem werd gevraagd de politie te helpen bij hun onderzoek.