bed

US /bed/
UK /bed/
"bed" picture
1.

bed

a piece of furniture for sleeping on, typically a framework with a mattress and coverings

:
•
I'm so tired, I just want to go to bed.
Ik ben zo moe, ik wil gewoon naar bed.
•
She made her bed before leaving for work.
Ze maakte haar bed op voordat ze naar haar werk ging.
:
cotbunkcouchdivanpallet
2.

bedding, bodem, laadbak

a flat base on which something rests or slides

:
•
The truck had a flat bed for carrying cargo.
De vrachtwagen had een platte laadbak voor het vervoeren van lading.
•
The river bed was covered with smooth stones.
De rivierbedding was bedekt met gladde stenen.
:
basefoundationplatformbottom
3.

perk, bed

a prepared piece of ground for planting flowers or vegetables

:
•
She planted roses in the flower bed.
Ze plantte rozen in het bloemenperk.
•
We prepared a new vegetable bed for the spring planting.
We hebben een nieuw groentebed voor de voorjaarsbeplanting voorbereid.
:
plotpatchgarden bed
1.

naar bed brengen, te slapen leggen

to put (someone) to bed

:
•
It's getting late, I should bed the children.
Het wordt laat, ik moet de kinderen naar bed brengen.
:
put to bedtuck in
2.

planten, inbedden

to plant (seeds or plants) in a bed of soil

:
•
We need to bed these seedlings carefully.
We moeten deze zaailingen voorzichtig planten.
:
plantsowset
:
be in bed withhospital beddouble bedsingle bedto go to bedtwin bedbed sheet