work on

US /wɜːrk ɑːn/
UK /wɜːrk ɑːn/
"work on" picture
1.

werken aan, verbeteren

to try to improve or develop something

:
I need to work on my presentation skills.
Ik moet werken aan mijn presentatievaardigheden.
They are working on a new software update.
Ze werken aan een nieuwe software-update.
2.

bewerken, overtuigen

to try to influence or persuade someone

:
I've been working on him to change his mind.
Ik ben hem aan het bewerken om van gedachten te veranderen.
She's been working on her parents to let her go to the party.
Ze is haar ouders aan het bewerken om haar naar het feest te laten gaan.