wee

US /wiː/
UK /wiː/
"wee" picture
1.

klein, minuscuul

small

:
Just a wee bit of sugar in my tea, please.
Slechts een klein beetje suiker in mijn thee, alstublieft.
The baby let out a wee cry.
De baby liet een klein huiltje horen.
1.

beetje, kleine hoeveelheid

a small amount

:
Could I have just a wee of that cake?
Mag ik een klein beetje van die cake?
He only took a wee of the drink.
Hij nam slechts een klein beetje van het drankje.
1.

plassen, urineren

to urinate

:
The puppy needs to go wee outside.
De puppy moet buiten plassen.
I need to go wee before we leave.
Ik moet even plassen voordat we vertrekken.