little

US /ˈlɪt̬.əl/
UK /ˈlɪt̬.əl/
"little" picture
1.

klein, weinig

small in size, amount, or degree

:
She has a little dog.
Ze heeft een klein hondje.
There's little hope left.
Er is nog weinig hoop over.
2.

klein, jong

used to emphasize the youth or smallness of someone or something

:
My little brother is starting school next year.
Mijn kleine broertje begint volgend jaar met school.
She gave a little cry of surprise.
Ze slaakte een kleine kreet van verrassing.
1.

weinig, beetje

a small amount or quantity of something

:
I need a little more time.
Ik heb nog een beetje tijd nodig.
She knows little about the subject.
Ze weet weinig over het onderwerp.
1.

een beetje, weinig

to a small extent; not much

:
He smiled a little.
Hij glimlachte een beetje.
I was a little tired.
Ik was een beetje moe.