unaccustomed
US /ˌʌn.əˈkʌs.təmd/
UK /ˌʌn.əˈkʌs.təmd/
1.
ongebruikelijk, ongewoon
not familiar or usual; out of the ordinary
:
•
He felt an unaccustomed sense of peace.
Hij voelde een ongebruikelijk gevoel van vrede.
•
It was an unaccustomed sight to see him so quiet.
Het was een ongebruikelijk gezicht om hem zo stil te zien.
2.
niet gewend aan, onbekend met
not used to something; not in the habit of
:
•
She was unaccustomed to such luxury.
Ze was niet gewend aan zoveel luxe.
•
He found himself unaccustomed to the cold weather.
Hij was niet gewend aan het koude weer.