unusual
US /ʌnˈjuː.ʒu.əl/
UK /ʌnˈjuː.ʒu.əl/

1.
ongewoon, ongebruikelijk
not habitually or commonly occurring or done
:
•
It's unusual for him to be late.
Het is ongewoon voor hem om te laat te zijn.
•
She has an unusual talent for painting.
Ze heeft een ongewoon talent voor schilderen.