strange
US /streɪndʒ/
UK /streɪndʒ/

1.
2.
vreemd, onbekend
not previously encountered or known; unfamiliar
:
•
I saw a strange dog in the park today.
Ik zag vandaag een vreemde hond in het park.
•
She felt like a strange in a new city.
Ze voelde zich een vreemde in een nieuwe stad.