Betekenis van het woord transit in het Nederlands

Wat betekent transit in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

transit

US /ˈtræn.zɪt/
UK /ˈtræn.zɪt/
"transit" picture

Zelfstandig Naamwoord

1.

openbaar vervoer, transit

the system of transport for passengers in a city or town, usually by means of public vehicles

Voorbeeld:
Public transit is essential for urban mobility.
Openbaar vervoer is essentieel voor stedelijke mobiliteit.
Many commuters rely on rapid transit systems.
Veel forenzen vertrouwen op snelle transitsystemen.
2.

doorvoer, doorgang

the act of passing through or across a place

Voorbeeld:
The goods are currently in transit.
De goederen zijn momenteel onderweg.
We had a long transit through several countries.
We hadden een lange doorreis door verschillende landen.

Werkwoord

1.

doorvoeren, doorkruisen

to pass through or across (a place)

Voorbeeld:
The pipeline will transit several states.
De pijpleiding zal verschillende staten doorkruisen.
Ships often transit the canal.
Schepen passeren vaak het kanaal.
Leer dit woord op Lingoland