tier
US /tɪr/
UK /tɪr/

1.
1.
in lagen rangschikken, trapsgewijs aanleggen
arrange in tiers
:
•
The seats were tiered to provide a good view for everyone.
De zitplaatsen waren getrapt om iedereen een goed uitzicht te bieden.
•
The garden beds were tiered down the hillside.
De tuinbedden waren getrapt langs de heuvel.