rank

US /ræŋk/
UK /ræŋk/
"rank" picture
1.

rang, positie

a position in the hierarchy of the armed forces

:
He was promoted to the rank of captain.
Hij werd bevorderd tot de rang van kapitein.
What is your rank in the army?
Wat is je rang in het leger?
2.

rang, niveau, klasse

a position in a scale of quality, quantity, or importance

:
The university holds a high rank among global institutions.
De universiteit bekleedt een hoge rang onder wereldwijde instellingen.
His performance was of the highest rank.
Zijn prestatie was van de hoogste rang.
1.

rangschikken, classificeren

to give a rank or place to (someone or something) within a grading system

:
We need to rank these candidates by their qualifications.
We moeten deze kandidaten rangschikken op basis van hun kwalificaties.
The software can rank search results by relevance.
De software kan zoekresultaten rangschikken op relevantie.
1.

stinkend, vies

having a strong, unpleasant smell

:
The garbage had a rank odor.
Het afval had een vieze geur.
The air in the old cellar was rank and damp.
De lucht in de oude kelder was muf en vochtig.
2.

weelderig, overvloedig, uitbundig

excessively vigorous or abundant in growth

:
The garden was overgrown with rank weeds.
De tuin was overwoekerd met weelderig onkruid.
His writing was full of rank sentimentality.
Zijn schrijven was vol overdreven sentimentaliteit.