throw up
US /θroʊ ʌp/
UK /θroʊ ʌp/

1.
overgeven, braken
to vomit
:
•
He felt so sick that he had to throw up.
Hij voelde zich zo ziek dat hij moest overgeven.
•
The smell of the food made her want to throw up.
De geur van het eten deed haar willen overgeven.
2.
snel bouwen, snel opzetten
to build something quickly or in a hurry
:
•
They had to throw up a temporary shelter before the storm hit.
Ze moesten snel een tijdelijke schuilplaats opzetten voordat de storm toesloeg.
•
The company managed to throw up a new website in just a few days.
Het bedrijf slaagde erin om in slechts een paar dagen een nieuwe website op te zetten.