taste

US /teɪst/
UK /teɪst/
"taste" picture
1.

smaak

the sensation of flavor perceived in the mouth and throat on contact with a substance

:
•
The soup has a delicious taste.
De soep heeft een heerlijke smaak.
•
I love the sweet taste of strawberries.
Ik hou van de zoete smaak van aardbeien.
:
flavorsavorpalaterelish
2.

smaak, voorkeur

a person's liking for particular things; discernment

:
•
She has excellent taste in clothes.
Ze heeft een uitstekende smaak in kleding.
•
His new house shows his refined taste.
Zijn nieuwe huis toont zijn verfijnde smaak.
:
discernmentappreciationpreferenceinclination
1.

proeven, smaken

perceive the flavor of (food or drink) by taking it into the mouth

:
•
She paused to taste the wine.
Ze pauzeerde om de wijn te proeven.
•
Have you ever tasted durian?
Heb je ooit durian geproefd?
:
samplesavorrelishexperience
2.

smaken

have a specified flavor

:
•
The medicine tastes bitter.
Het medicijn smaakt bitter.
•
This dish tastes like chicken.
Dit gerecht smaakt naar kip.
:
wine tastingan acquired tastetasting menutaste budacquire a taste fora taste of their own medicine