palate
US /ˈpæl.ət/
UK /ˈpæl.ət/
1.
gehemelte
the roof of the mouth, separating the cavities of the mouth and nose.
:
•
The soft palate moves during speech and swallowing.
Het zachte gehemelte beweegt tijdens spraak en slikken.
•
A cleft palate is a birth defect where the roof of the mouth doesn't close completely.
Een gespleten gehemelte is een geboorteafwijking waarbij het dak van de mond niet volledig sluit.
2.
smaak, gehemelte
a person's ability to distinguish between and appreciate different flavors.
:
•
The chef has a refined palate for fine wines.
De chef heeft een verfijnd gehemelte voor fijne wijnen.
•
This dish is designed to please every palate.
Dit gerecht is ontworpen om elk gehemelte te plezieren.