take down
US /teɪk daʊn/
UK /teɪk daʊn/
1.
opschrijven, noteren
to write something down
:
•
Please take down the minutes of the meeting.
Gelieve de notulen van de vergadering te noteren.
•
The police officer took down his statement.
De politieagent noteerde zijn verklaring.
2.
afbreken, demonteren
to dismantle or disassemble something
:
•
They had to take down the tent after the festival.
Ze moesten de tent afbreken na het festival.
•
The crew will take down the old stage next week.
De crew zal volgende week het oude podium afbreken.
3.
verslaan, uitschakelen
to defeat or kill someone
:
•
The hero managed to take down the villain.
De held slaagde erin de schurk te verslaan.
•
The special forces unit was sent to take down the terrorist cell.
De speciale eenheid werd gestuurd om de terreurcel uit te schakelen.