sustain

US /səˈsteɪn/
UK /səˈsteɪn/
"sustain" picture
1.

ondersteunen, steunen

strengthen or support physically or mentally

:
•
The pillars sustain the roof.
De pilaren ondersteunen het dak.
•
She was sustained by her faith during difficult times.
Ze werd gesteund door haar geloof in moeilijke tijden.
:
supportbearcarryupholdbolster
2.

handhaven, voortzetten

cause to continue or be prolonged for an extended period or without interruption

:
•
The company managed to sustain growth despite the economic downturn.
Het bedrijf slaagde erin de groei te handhaven ondanks de economische neergang.
•
It's difficult to sustain such a high level of performance.
Het is moeilijk om zo'n hoog prestatieniveau te handhaven.
:
maintaincontinuepreserveprolongkeep up
3.

oplopen, lijden

undergo or suffer (something unpleasant, especially an injury, defeat, or loss)

:
•
The building sustained heavy damage in the earthquake.
Het gebouw liep zware schade op door de aardbeving.
•
He sustained a serious injury during the game.
Hij liep een ernstige blessure op tijdens de wedstrijd.
:
sufferundergoexperienceincurbear
:
sustainablesustainability