suck

US /sʌk/
UK /sʌk/
"suck" picture
1.

zuigen, sabbelen

draw (something) into the mouth by contracting the muscles of the lips and cheeks

:
•
The baby began to suck its thumb.
De baby begon op zijn duim te zuigen.
•
He sucked the juice through a straw.
Hij zoog het sap door een rietje.
:
drawpullextractabsorbdrain
2.

zuigen, waardeloos zijn

(informal, derogatory) be very bad or unpleasant

:
•
This movie really sucks.
Deze film zuigt echt.
•
My job sucks, but I need the money.
Mijn baan zuigt, maar ik heb het geld nodig.
:
be awfulbe terriblebe dreadfulbe horriblebe abysmal
1.

zuig, sabbel

(informal, derogatory) an act or instance of sucking

:
•
He gave a loud suck on his cigarette.
Hij nam een luide zuig aan zijn sigaret.
•
The baby took a long suck from the bottle.
De baby nam een lange zuig uit de fles.
:
drawpullsipgulp
:
suck up toteach your grandmother to suck eggs