stomp
US /stɑːmp/
UK /stɑːmp/

1.
stampen, treden
to tread heavily and noisily, typically in order to express anger
:
•
He began to stomp his feet in frustration.
Hij begon gefrustreerd met zijn voeten te stampen.
•
She stomped out of the room, slamming the door behind her.
Ze stampte de kamer uit en sloeg de deur achter zich dicht.
2.
onderdrukken, uitroeien
to put an end to something by force
:
•
The government vowed to stomp out corruption.
De regering zwoer corruptie de kop in te drukken.
•
They managed to stomp out the small fire before it spread.
Ze slaagden erin de kleine brand te doven voordat deze zich verspreidde.