staff
US /stæf/
UK /stæf/

1.
personeel, staf
all the people employed by a particular organization
:
•
The hospital staff worked tirelessly during the pandemic.
Het ziekenhuispersoneel werkte onvermoeibaar tijdens de pandemie.
•
We need to hire more teaching staff for the new academic year.
We moeten meer onderwijspersoneel aannemen voor het nieuwe academische jaar.
1.
bemannen, personeel leveren
to provide an organization or project with a group of people to work on it
:
•
The company decided to staff the new department with experienced professionals.
Het bedrijf besloot de nieuwe afdeling te bemannen met ervaren professionals.
•
We need to staff the event with enough volunteers to ensure its success.
We moeten het evenement bemannen met voldoende vrijwilligers om het succes ervan te garanderen.