crew

US /kruː/
UK /kruː/
"crew" picture
1.

bemanning, ploeg

a group of people who work on and operate a ship, aircraft, or train

:
•
The ship's crew prepared for departure.
De bemanning van het schip bereidde zich voor op vertrek.
•
The flight crew welcomed passengers aboard.
De vliegbemanning verwelkomde de passagiers aan boord.
:
teamsquadgangunitforce
2.

ploeg, team

a group of people working together on a film or television production

:
•
The film crew worked tirelessly to finish the movie.
De filmploeg werkte onvermoeibaar om de film af te maken.
•
The news crew arrived at the scene of the accident.
De nieuwsploeg arriveerde op de plaats van het ongeluk.
:
teamunitsquadgang
1.

bemannen, als bemanningslid dienen

to serve as a member of a crew

:
•
He learned to crew a sailboat at a young age.
Hij leerde op jonge leeftijd een zeilboot bemannen.
•
They will crew the new research vessel.
Zij zullen het nieuwe onderzoeksschip bemannen.
:
manstaffoperate
:
cabin crewcrew cutcrew neck