sin
US /sɪn/
UK /sɪn/
1.
zonde
an immoral act considered to be a transgression against divine law
:
•
He confessed his sins to the priest.
Hij bekende zijn zonden aan de priester.
•
Pride is considered one of the seven deadly sins.
Trots wordt beschouwd als een van de zeven hoofdzonden.
2.
zonde, schande
a regrettable or shameful act, omission, or state of affairs
:
•
It's a sin to waste good food.
Het is een zonde om goed eten te verspillen.
•
It would be a sin to miss this opportunity.
Het zou een zonde zijn om deze kans te missen.
1.
zondigen
commit a sin; transgress against divine or moral law
:
•
He felt guilty for having sinned.
Hij voelde zich schuldig omdat hij gezondigd had.
•
To sin is to go against God's will.
Zondigen is ingaan tegen Gods wil.