offend
US /əˈfend/
UK /əˈfend/

1.
beledigen, kwetsen
cause to feel upset, annoyed, or resentful
:
•
His rude comments offended everyone in the room.
Zijn onbeschofte opmerkingen beledigden iedereen in de kamer.
•
I didn't mean to offend you with my joke.
Ik wilde je niet beledigen met mijn grap.
2.
overtreden, misdrijven plegen
commit a criminal act
:
•
He was arrested for attempting to offend against public order.
Hij werd gearresteerd wegens poging tot overtreding van de openbare orde.
•
The new law aims to prevent individuals from offending repeatedly.
De nieuwe wet is bedoeld om te voorkomen dat individuen herhaaldelijk overtreden.