offense

US /əˈfens/
UK /əˈfens/
"offense" picture
1.

overtreding, misdrijf

a breach of a law or rule; an illegal act

:
He was charged with a minor traffic offense.
Hij werd aangeklaagd voor een kleine verkeersovertreding.
Committing such an offense can lead to severe penalties.
Het plegen van zo'n overtreding kan leiden tot zware straffen.
2.

aanstoot, belediging

an act of annoying or insulting someone

:
No offense, but your singing is terrible.
Geen aanstoot, maar je zang is verschrikkelijk.
His rude comments caused great offense to the audience.
Zijn onbeschofte opmerkingen veroorzaakten grote aanstoot bij het publiek.
3.

aanval, offensief

(in sports) the attacking team or players

:
Our team has a strong offense this season.
Ons team heeft dit seizoen een sterke aanval.
The coach focused on improving the team's offense.
De coach richtte zich op het verbeteren van de aanval van het team.