simmer

US /ˈsɪm.ɚ/
UK /ˈsɪm.ɚ/
"simmer" picture
1.

sudderen, zachtjes koken

to stay just below the boiling point while being heated

:
Let the sauce simmer for 20 minutes.
Laat de saus 20 minuten sudderen.
The soup should simmer gently, not boil vigorously.
De soep moet zachtjes sudderen, niet krachtig koken.
2.

sudderen, broeien

to be in a state of suppressed anger or excitement

:
Her anger continued to simmer beneath the surface.
Haar woede bleef onder de oppervlakte sudderen.
Tensions have been simmering between the two countries for months.
De spanningen sudderen al maanden tussen de twee landen.
1.

sudder, broei

a state or process of simmering

:
Bring the mixture to a simmer, then reduce heat.
Breng het mengsel aan de sudder, en verlaag dan de warmte.
The conflict remained at a low simmer for years.
Het conflict bleef jarenlang op een laag pitje.