broil

US /brɔɪl/
UK /brɔɪl/
"broil" picture
1.

grillen, braden

cook (meat or fish) by exposure to direct radiant heat

:
•
She decided to broil the salmon for dinner.
Ze besloot de zalm voor het avondeten te grillen.
•
The chef will broil the steak to perfection.
De chef zal de biefstuk tot in de perfectie grillen.
:
grillbarbecueroast
2.

verzengen, bloedheet zijn

(of the weather or sun) be very hot; make or be very hot

:
•
The sun began to broil the asphalt.
De zon begon het asfalt te verzengen.
•
We were broiling in the summer heat.
We verbrandden in de zomerhitte.
:
scorchbakeswelter
:
broiling